Ze functioneert niet, zegt hij
Ze zit nu een jaar in ons bestuur maar ze functioneert niet, zegt hij. Hij en ik bereiden de online teamdag voor en hij vertelt over gebrek aan onderling vertrouwen. Nu ze elkaar zo weinig zien, wordt dat steeds erger Wat vind je het lastigst aan haar, vraag ik. Dat ze niet tegen eerlijke feedback kan, ze schiet direct in de verdediging.
Ze heeft altijd zoveel woorden nodig, als ik vraag om to the point te komen, is ze beledigd en zegt ze niets meer. En wat doe jij dan? Doorgaan, roept hij, anders kost het nog meer tijd. Stel dat ik nu zeg: hou eens op met klagen, hoe is dat dan? Hij zakt achteruit, waardoor hij deels uit beeld verdwijnt.
Ben je nu beledigd, vraag ik. Nee, ik denk na over wat je zei. En ik dacht: hij is afgehaakt. Hij schiet in de lach en schuift weer meer in beeld. Waar komt jouw haast vandaan, vraag ik. Haast, peinst hij. Ik maak me druk over hoe het nu gaat. We blijven praten en we nemen nauwelijks besluiten.
En hoe voelt het nu, vraag ik. Meer ontspannen. Waardoor? Door jouw interesse in mij, valt hem in. Maar geldt dat niet altijd, peinst hij. Zeker, beaam ik, maar nu helemaal. Online schieten we snel in de functionele stand, er is weinig oog voor elkaar. Bij de teamdag krijgt ieder de tijd om te vertellen hoe het is. Ieder vijf minuten. Om te beginnen.
6 november 2020