Hulp inroepen van degene die de verantwoordelijkheid heeft.
Ik zit er tussenin, zegt ze ongelukkig. De directie wil dat ik, als HR-manager, een organisatiebreed HR-plan maak. Maar geen van de medewerkers wil met me in gesprek. En dat snap ik wel, het werk staat hen tot de lippen.
Wat zou jij het liefst willen, vraag ik. Enthousiast vertelt ze over haar plannen. Klinkt geweldig, beaam ik, maar hoe krijg je dat nu over de bühne? Ze zakt weer terug op haar stoel. Niemand zit erop te wachten, zucht ze. Niemand? Nou, de directie wel natuurlijk.
We maken een organisatieopstelling met de directie, de medewerkers, en haarzelf. Ze gaat op haar plek staan, die ligt tussen de twee groepen in. Hoe is het daar? Alleen, voelt ze. Wat zou je het liefst willen, vraag ik weer. Dat iemand me ziet.
Als ik de directie representeer, merk ik dat ik me afwend, ik heb een druk hoofd. Ik kan je niet horen, zeg ik. Ik vind het ook zo moeilijk om je lastig te vallen, bekent ze. Dat klinkt aardig, zeg ik, als begeleider, maar je maakt je te groot. Niet begrijpend kijkt ze me aan.
Je kunt zo goed meevoelen, maar hulp inroepen, van degenen bij wie de verantwoordelijkheid ligt, is veel lastiger, klopt dat? De tranen komen. Zo deed ze dat thuis ook, als klein meisje, onbewust, haar ouders hadden het al zo zwaar. Als ze dan vraagt me om te draaien, kan ik haar horen. Ze maakt een afspraak met de directie.
1 april 2021