Als leider staat zij haar mannetje

Als leider staat ze haar mannetje. Ze is strategisch sterk, heeft hart voor de zaak, maar ze krijgt haar MT-leden niet mee. Ze wil dat anders. Als ze binnenkomt, zie ik een slanke, krachtige vrouw, goed gekleed, onberispelijk kapsel.

Mijn aandacht gaat naar mijn trui, niet mijn mooiste. Ik kijk rond, zie ik een vlek op het tapijt. Ik schaam me. Mijn schouders zijn verkrampt, gedachten buitelen over elkaar. Wees perfect! Dat gevoel geeft ons samenzijn mij.

Ik leun achterover. Ik lees eerst wat voor, zeg ik, het woord ‘gedicht’ vermijdend, ‘De herberg’ van Rumi. Over ons menszijn als een herberg, waar gevoelens als gasten binnenkomen. Hoe lastig het kan zijn die welkom te heten. En hoe dat wel ruimte kan geven.

Na afloop blijft ze stil. Heb je iets met gedichten, vraag ik. Ze schudt beslist haar hoofd. Ik schiet in de lach: dan zal je wel gedacht hebben, wat is dit! Ze lacht minzaam mee. Dus de gast ‘ongemak’ klopte bij jouw herberg aan, waag ik. Ja, en het oordeel, bekent ze dan.

Welkom, zeg ik. Dan vertel ik haar over mijn gasten. Wat vindt Oordeel daarvan? Ongemakkelijk, zegt ze, maar ook informatief. Dat is een ander! Ze noemt hem de Leergierige. Die kent ze ook goed. Als ze merkt dat die Oordeel geruststelt, wordt ze nieuwsgierig. Bij het afscheid hangt haar haar los.

2 oktober 2020