Er valt niet met hem samen te werken
Er valt niet met hem samen te werken, zegt hij verhit. Hij praat over zijn jongere broer en mede-bestuurder van het familiebedrijf. Waar heb je het meeste last van, vraag ik. Dat hij voortdurend zijn eigen gang gaat! Hij leunt voorover, hoofd in zijn handen. Ik krijg een knoop in mijn maag.
Waar ben je bang voor, vraag ik. Gesmoord zegt hij: Dat mijn vader dit niet overleeft. Het bedrijf is zijn alles. Hoe is het ooit opgericht? Hij komt langzaam overeind en vertelt hoe zijn vader en diens broer na de oorlog alleen overbleven. En hoe zij het bedrijf vanuit het niets weer opbouwden.
Ben je trots, vraag ik. Hij knikt. Ben je ook trots op jezelf? Verwonderd kijkt hij op. Het is gemakkelijker de ander te zien dan jezelf, vraag ik. Hij denkt even en knikt dan weer. Ik voel ontreddering en besef dat ook mijn eigen geschiedenis spreekt. Samen zijn we stil, ieder met onze eigen gedachten.
Opeens is het of hij wakker wordt: ik ben wel trots, op wat wij weer hebben neergezet, mijn broer en ik. Ik word gek van hem maar hij beheerst zijn vak. Vertel je hem dat, vraag ik. Zo zijn wij niet, lacht hij. Ik lach terug en blijf stil. Ik zal het hem eens zeggen, zegt hij zacht.
22 december 2020